Brief van Paul van Crimpen

Het vanzelfsprekende plezier in het beeldhouwen, het vanzelfsprekende zich zelf zijn, ongeacht met wie hij omging en waartussen hij leefde, maar altijd met argwaan voor het persoonlijke zelfbehoud.

Han Rädecker, geboren 1921 in het noordhollandse Groet en veel te jong, eind 1976 gestorven, beeldhouwer met hart en ziel.

Een kunstenaar van het soort dat schaars begint te worden, ook de wijze waarop hij mens was en dat beleefde en uitstraalde. Van beiden was hij zo doordrenkt, dat er maar één gedaante uit te voorschijn kon komen, en dat was “Hannie”.

Wie was dat, de man wiens beelden hier om U heen staan, in evenzovele vereringen voor de natuur en het leven. Het leven waar in voor hem de mens centraal stond, de vrouw in het bijzonder. In vele pogingen heeft hij getracht om weer te geven met welk een liefde en intentie hij de mens bejegende. Vaak is het hem op meesterlijke wijze gelukt, dit gestalte gewoon te zijn. De intieme sensuele atmosfeer die om deze beelden zweeft, is van grootse maar stille ontroering, ingetogen en tegelijk wulps en ijdel.

Hij schroomde er niet voor hele taferelen te modelleren, die bij vrijwel ieder ander tot “Salonstukken” zouden zijn geworden, maar bij Hannie was dat door zijn natuurlijke spontaniteit, niet mogelijk. Mede omdat mij voor alles wat menselijk was volledige open stond.

Niet verwonderlijk dus dat hij een verering had voor grote clowns als Chaplin en Grock, want wat kan dieper gaan als het door een clown verhaalde en verbeelde menselijk bestaan en gedrag, gepresenteerd met melancholie en zachte humor, die de innerlijke liefde en verlangens nog duidelijker accentueren.

Als de mens hem te ingewikkeld werd, was daar weer de natuur die hem aan het werk hield. De vruchten, bomen, planten en dieren, waar aan hij gehecht was als aan zijn eigen leven. Hannie zag kans een hele boom met vogels en al in marmer te hakken, twee meter hoog; een onderneming die niet bepaald zonder artistiek risico is. Maar weer door zijn ongekunstelde en oprechte kunstenaarschap slaagde ook deze onderneming. En zo ontstonden ook de ponies, soms in groepjes bijeen. Eerst getekend op een van zijn vele wandelingen. Klein en voorzichtig begonnen, dan zo’n serie beëindigend in een grote sculptuur, met alle sfeer van het dier eigen.

Onwillekeurig denk je bij het zien van deze dieren, die tot persoonlijkheden zijn uitgegroeid, aan wat eens in het verre China werd gemaakt.

Zo ook de stieren en koetjes, klaveren, schapen en honden en zelfs hondenportretten, zijn door Hannie op niet te evenaren wijze gemaakt. Maar ook een eenvoudige vogeldrinkbak in natuursteen gehakt, was Hannie bepaald niet te min om zijn liefde voor het dier tot uiting te brengen.

Als je het voorrecht hebt gehad met Hannie veel te wandelen, of dat nu langs de amsterdamse grachten, het noordhollandse strand, of de kust van Noord-Frankrijk, of later de Auvergne was, altijd waren die tochten verkwikkend en werkten zuiverend op je geest. Omdat je wandelde met een rasartiest die steeds het mooie en goede liet prevaleren, boven de ellende.

De ellende die hem bepaald niet ontging en hem zelf ook niet bespaard is gebleven. Maar Hannie bezat het onwaarschijnlijke vermogen die narigheid (nare Geit) in een jas of piama te steken, zo, dat het voor ieder dragelijk werd, waaraan zijn gevoel voor humor niet weinig bijdroeg.

Hij wist de moeilijkheden ook terug te brengen tot het meeste elementaire er van, om ze dan op een nuchtere noordhollandse manier te bestrijden met het goede en gezellige van het leven.

Zo is Hannie. Dwars door alle woelige en schreeuwerige “ismen” van het midden van de twintigste eeuw zijn weg gegaan, trouw aan zich zelf en zijn mogelijkheden als beeldhouwer. Trouw aan de mens, de natuur en de aarde, eerlijk en zonder franje. Laten wij allen, zijn erfgenamen, in dank en met zorg zijn oeuvre bewaren om er van te genieten en blij mee te zijn.

Paul van Crimpen Wieringen, voorjaar 1977